Ga naar inhoud
  • Bijlage 1

  • Hoe wordt in beleid en de wetenschap aandacht besteed aan de overgang naar volwassenheid?

  • Het is de taak van de overheid om erop toe te zien dat jongeren in Nederland zich op een goede manier vormen tot gelukkige, gezonde en zelfstandige deelnemers aan de samenleving. Bij sommige jongeren verloopt de ontwikkeling naar zelfstandigheid niet zo vlekkeloos als bij anderen. Jongeren kunnen op allerlei gebieden moeilijkheden ervaren waarbij ze extra hulp of ondersteuning nodig hebben. Denk aan opleiding, sociale contacten, geld, huisvesting, werk, gezondheid en omgaan met alcohol of drugs. Vooral jongeren in een kwetsbare positie hebben vaak behoefte aan adequate ondersteuning.

    Nu blijkt het juist in de fase van de overgang naar volwassenheid een uitdaging om hulp en ondersteuning zó in te richten dat deze aansluit bij en werkt voor jongeren. In het verleden werd vooral gefocust op de overgang naar de wettelijke volwassenheid: als jongeren 18 jaar werden, liep de jeugdhulp af en zou hulpverlening voor volwassenen het moeten overnemen. Destijds werd gesproken over het vraagstuk ’18-/18+’. Tegenwoordig zien we dat overgangsproblemen zich over een langere periode voordoen en ook meer omvatten dan de transitie van de ene naar de andere vorm van hulpverlening. Daarom hebben we het liever over ’16-27’ of de ‘overgang naar volwassenheid’.

    In 2015 zijn de verantwoordelijkheden rondom arbeidsparticipatie, jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning overgeheveld van de landelijke en provinciale overheid naar gemeenten. De hoop bestond dat deze decentralisatie zou bijdragen aan een betere ondersteuning voor jongeren in deze levensfase. Omdat er allerlei moeilijkheden bleven, is de problematiek door landelijke en lokale overheden sinds 2015 hoog op de politieke en beleidsagenda gezet (zie o.a. het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd, 2018-2021). Dit resulteerde onder meer in de landelijke aanpak 16-27, een samenwerkingsverband tussen gemeenten, het Rijk, het Nederlands Jeugdinstituut, Jeugdzorg Nederland, de MBO Raad en andere partijen.

    Verderop in dit document gaan we nader in op de aandacht voor het vraagstuk 16-27 en de maatschappelijke ontwikkelingen die ermee gepaard gingen en gaan.

    Naast de aandacht voor de overgangsfase naar de volwassenheid in beleid, is er ook al enige tijd aandacht voor deze fase in verschillende wetenschapsgebieden. Die aandacht heeft onder andere te maken met het feit dat de periode waarin jongeren de transitie naar volwassenheid doorlopen langer duurt. Althans, in Westerse geïndustrialiseerde samenlevingen. Jongeren gaan gemiddeld later uit huis, volgen langer onderwijs en hebben minder snel vast werk of een koophuis. Ook de leeftijd waarop zij gaan samenwonen of kinderen krijgen is gestegen.

    Deze verschuiving gaat overigens niet op voor alle groepen in de samenleving, of in elk geval niet op dezelfde manier. De wetenschappelijke literatuur geeft verschillende verklaringen voor de verruiming van deze overgangsperiode. Daarnaast is er wetenschappelijke discussie over hoe we de fase van de overgang naar volwassenheid het beste kunnen benaderen: is het een verlenging van de adolescentie, of kunnen we spreken van een nieuwe, op zichzelf staande ontwikkelingsfase?

  • De leeftijdsgrens schuift op
    Het begrip adolescentie wordt doorgaans gebruikt om de overgangsfase aan te duiden tussen de jeugd en de volwassenheid. De adolescentiefase is een periode van biologische groei en grote transities in te vervullen sociale rollen, waarbij de ontwikkelingspatronen variëren per tijd en plaats waarin jongeren opgroeien (Sawyer et al., 2018). Vanwege deze variëteit per tijdperk en cultuur, is in het wetenschappelijk debat geen consensus over de leeftijdsafbakening van de adolescentiefase.

    Over het algemeen lijkt de leeftijdsgrens van de adolescentiefase steeds verder op te schuiven. Waar deze in het midden van de twintigste eeuw werd afgebakend van 10 tot 20 jaar (WHO, 1965), stellen Sawyer et al. (2018) voor om deze te verlengen tot 24 jaar, omdat dit beter aansluit bij de hedendaagse ontwikkelingspatronen van adolescenten. Bovendien sluit dit aan bij de kennis van het ‘adolescente brein’, dat zich blijft ontwikkelen tot jongeren ver in de twintig zijn. Pas na het 20e levensjaar worden hersenfuncties als planning, flexibiliteit en het remmen en prioriteren van impulsen ontwikkeld (Crone & Dahl, 2012). Ook zien we dat in de wetenschappelijke literatuur steeds vaker het de term ‘jeugd’ wordt gebruikt om jongeren tussen 15 en 24 jaar aan te duiden. Meer recente definities van jongvolwassenheid lopen uiteen van ongeveer 18 tot 26 jaar (Sawyer et al., 2018).

    Een aparte ontwikkelingsfase?
    Naast een discussie over de leeftijdsafbakening van de ontwikkelingsfase naar volwassenheid, zijn er auteurs die de overgang naar volwassenheid zien als een aparte ontwikkelingsfase. Arnett (2007) stelt in zijn theory of emerging adulthood (vrij vertaald: ‘ontluikende volwassenheid’) dat er in de laatste vijftig jaar van de twintigste eeuw in geïndustrialiseerde samenlevingen sprake is van een nieuwe ontwikkelingsfase tussen de fasen van de adolescentie en de volwassenheid. Die ontluikende volwassenheid loopt van 18 tot ongeveer 25 jaar. Deze periode wordt gekenmerkt door zelfonderzoek, nadenken over de toekomst en een voortdurende identiteitsontwikkeling op het gebied van liefde, werk en het eigen wereldbeeld (Arnett, 2000). Volgens Tanner & Arnett (2009) zijn ontluikende volwassenen in hun biologische, sociale en cognitieve ontwikkeling te onderscheiden van adolescenten. Ze bevinden zich een tussenfase waarin ze kunnen experimenteren met onafhankelijkheid en volwassen rollen zoals werken, zelfstandig wonen en het hebben van een vaste relatie, zonder geheel onafhankelijk te zijn.

    Een continue beweging tussen afhankelijkheid en onafhankelijkheid
    Wat is volgens Arnett (2000; 2007) een mogelijke verklaring voor het ontstaan van deze nieuwe ontwikkelingsfase? Hij stelt dat de overgang naar volwassenheid langer en ingewikkelder is geworden door veranderingen in westerse, geïndustrialiseerde samenlevingen. Door de toegenomen welvaart zijn standaardbiografieën zoals trouwen, kinderen krijgen en een vaste baan voor veel jongeren minder vanzelfsprekend geworden en/of worden zij later gerealiseerd. Er is meer educatie nodig voor deelname aan de arbeidsmarkt, waardoor jongeren langer onderwijs volgen, langer thuis blijven wonen en dus langer afhankelijk zijn van familie (Arnett, 2007). De overgang naar volwassenheid verloopt in westerse samenlevingen niet meer volgens een lineair proces met vaste einddoelen, maar kan beter worden gezien als een continue beweging tussen afhankelijkheid en onafhankelijkheid, bijvoorbeeld van familie (Bynner, 2005; Furlong, Woodman, & Wyn, 2011).

    Geen universeel verschijnsel
    Dat jongeren langer doen over volwassen worden, wordt voor de Nederlandse situatie bevestigd door onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) uit 2019. Hieruit blijkt dat Nederlandse twintigers in 2018 later mijlpalen in hun levensloop bereiken dan het geval was bij twintigers in 2008. Ze gaan later uit huis, volgen langer onderwijs en hebben minder snel een vaste arbeidsrelatie of een koophuis. Ook de leeftijd waarop zij gaan samenwonen of kinderen krijgen is volgens het CBS-onderzoek gestegen. Dit betekent echter niet dat we kunnen stellen dat ontluikende volwassenheid een universeel verschijnsel is. Meerdere auteurs beargumenteren dat deze tussenfase niet toepasbaar is op de levensloop van álle jongeren, maar wordt beïnvloed door factoren als cultuur, etniciteit, sociaal-economische status en onderwijsniveau (Bynner, 2005; Furstenburg, 2008; Model, Furstenberg & Hershberg, 1976).

    In niet-westerse samenlevingen komen verlenging van de jeugdfase en uitstel van volwassenheid minder voor. Dit zien we terug in sterkere verschillen in bewegings- en onderhandelingsvrijheid tussen de eerste en volgende generaties in bepaalde migrantengemeenschappen (bv. Pels et al., 2009). Ook is bekend dat jongeren die onder risicovolle omstandigheden opgroeien zich vaak geen ontluikende volwassenheid kunnen permitteren. Bijvoorbeeld meisjes die al op jonge leeftijd moeder worden en voor volwassen opgaven worden gesteld, in het bijzonder wanneer er sprake is van armoede en een laag opleidingsniveau (Slot & Van Aken, 2013).

    Tijd, plaats en cultuur
    Hoe de overgangsfase naar volwassenheid wordt begrensd en op welke manier ze betekenis krijgt, is verbonden met tijd, plaats, cultuur en kansrijkheid van de omgeving waarbinnen jongeren opgroeien (Sawyer el al., 2018). Rules can be found in every society governing the passage to adulthood. In some social systems, this transition is sharply demarcated, highly routinized, and carefully coordinated, while in others, it is far less easy to chart the course through which social members come of age” (Model, Furstenberg & Hershberg, 1976).

    De wijze waarop deze fase wordt gedefinieerd en afgebakend, heeft invloed op de invulling van wet- en regelgeving en beleid dat erop is gericht om jongeren te beschermen, vormen of in hun kracht te zetten. De discussie over hoe we de overgang naar volwassenheid moeten begrijpen en afbakenen zal naar verwachting nog wel even voortduren. Gezien de sociale en maatschappelijke consequenties voor jongeren is het van belang om bewust te zijn van de verschillende factoren die van invloed zijn en deze discussie te blijven voeren.

     

    Bronnen

    Arnett, J. J. (2000). Emerging adulthood: A theory of development from the late teens through the
    twenties.
    American Psychologist, 55(5), 469–480.

    Arnett, J. J. (2007). Emerging adulthood: What is it, and what is it good for? Child development perspectives, 1(2), 68-73.

    Benson, J.E., & Furstenberg, F. F. (2007). Entry into adulthood: are adult role transitions meaningful markers of adult identity? In R. Macmillan (Red.), Constructing adulthood: Agency and subjectivity in adolescence and adulthood (pp.199-225). Amsterdam: Elsevier.

    Bynner, J. (2005). Rethinking the youth phase of the life-course: The case for emerging adulthood?

    Journal of youth studies, 8(4), 367-384.
    Crone, E., Dahl, R. Understanding adolescence as a period of social–affective engagement and goal flexibility. Nat Rev Neurosci 13, 636–650 (2012).
    CBS (2019, 13 mei). Mijlpalen twintigers schuiven op. CBS. Online beschikbaar.

    Furlong, A., Woodman, D., & Wyn, J. (2011). Changing times, changing perspectives: Reconciling ‘transition’ and ‘cultural’ perspectives on youth and young adulthood. Journal of sociology, 47(4), 355-370.

    Furstenberg, F. F. (2008). The intersections of social class and the transition to adulthood. New Dir Child Adolesc Dev. Spring 2008(119):1-10. doi: 10.1002/cd.205.

    Model, J., Furstenberg, F. F., Jr., & Hershberg, T. (1976). Social change and transitions to adulthood in historical perspective. Journal of Family History, 1, 7-32.

    Pels, T., Distelbrink, M., & Postma, L. (2009). Opvoeding in de migratiecontext. Review van recent onderzoek naar de opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders, in opdracht van NWO. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

    Sawyer, S. M., Azzopardi, P. S., Wickremarathne, D., & Patton, G. C. (2018). The age of adolescence. The Lancet Child & Adolescent Health, 2(3), 223-228.

    Slot, N. W., & van Aken, M. A. G. (2013). Psychologie van de adolescentie. (25e ed.). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff bv.

    Tanner, J. L., Arnett, J. J., & Leis, J. A. (2009). Emerging adulthood: Learning and development during the first stage of adulthood. In M. C. Smith & N. De Frates-Densch (Eds.), Handbook of research on adult learning and development (p. 34–67). Routledge/Taylor & Francis Group.

    WHO (1965). Health problems of adolescents. Technical report series 308. Geneva:

    World Health Organization, 1965.

     

    Download deze bijlage als PDF bestand:

    Bijlage 1.pdf

Gelieve uw voor- en achternaam gebruiken
Gelieve uw student/werk email gebruiken
×
×
  • Nieuwe aanmaken...